NAMAAK
Hoorns trompetgeschal.
Vergane glorie.
Uitgeblust door
eindeloos gebral.
Lege vaten knallen.
Verbaal gezwets
in kamers van gelag
zonder gezag.
Narcistisch wetten
dichters werk op
de toetsteen van elkaar.
Een spiegel kwijlt.
Triomferend klaar.
Zij maken kunst,
de rest verklunst
de woorden toch.
Hij is goed
en ik nog beter.
Wij zijn kunstenaar.
Anderen?
Ach, laat ze maar.
Trappen, schelden
en negeren,
Zo doen ze
aan kunst.
Vooral zo
weinig mogelijk
presteren.
Dat is kunst,
dik voor elkaar.
Cultuur,
de bekken vol.
Nepcitaten en
gejatte slogans
illustreren intellect.
Zie ze gaan.
Het namaakleven
hangt hen aan
als echt.
Kunstenmakers.
WIL MELKER
24/11/2000