Met tranen in haar ogen huilt ze haar verdriet weg.
Starend uit het raam naar de maan die helder schijnt in de stilte van de donkere nacht.
Ze denkt na over haar leven.
Had zij maar iemand op wie ze echt kon terugvallen.
Wisten ze maar hoe zij zich werkelijk voelt.
Maar ze willen het niet weten.
Ze willen het niet horen.
Ze vinden het maar onzin.
En dus zit ze daar met haar verdriet.
Nadenkend over haar leven.
Want verder gaan wordt steeds moeilijker.
Steeds zwaarder.
Steeds eenzamer.
Ze veegt haar tranen droog, gaat liggen op bed en trekt de lakens over zich heen.
Hopend op een nacht vol rust met mooie dromen en een betere morgen.
Een morgen waar alles anders zal zijn.