Hol klinken stappen
weder van de ruiten,
en dampend uit de putten
stijg ik omhoog.
Opgaand in de wolken
staar ik dan weer naar beneden,
naar dat sloffend silhouet
onwetend en alleen.
Als druppels konden denken,
ons hun wijsheid konden schenken,
dan zouden wij wel weten
dat eenzaamheid niet bestaat.
Hoe verschillen toch de druppels,
de druppels en de tranen,
de tranen van de blinde,
de blinde, koude geest.