Jij en ik, wij leven in een wolk van geluk, wij kunnen alles,
een utopie
In een utopie is gelukkig zijn een aangeboren aandoening
De totstandkoming van deze utopie hebben wij te danken aan het werk van
de mens
De mens die voor ons leefde, en voor ons werkte
Zij werkte omdat wij leefden,
in hun utopie
Nu werken wij om te leven,
in hun utopie
Zij werkte om te leven in een utopie,
waar werken wij naartoe?
We kregen een utopische plattegrond met een oneindige diversiteit aan bestemmingen
De willekeur van het aanbod lijkt echter nog groter dan de onbepaaldheid van de vraag
Laat ons zwerven
We zwerven in een wolk van geluk. We nemen geluk waar, als een utopie van het verdampte zweet van de mens die voor ons werkte.
Zonder een druppeltje te hoeven zweten beleven wij een perfectie die zijn weerga niet kent. Laat die wolk nu niet condenseren, mijn zweet toont zich niet.
Angst manifesteert zich in vreemde gewoontes, zweten veinzen eist zijn tol.
Laat ons dit luchtkasteel verlaten
Al werkend met mijn voeten in de aarde begin ik te zweten. Het zweet gutst van me af, gutst er bij jou af, het gutst er bij iedereen af.
We mogen niet verminderen maar verdrinken in het meer.
Een meer wat maar niet wil verdampen, zo vanonder een wolk van geluk.
Maak plaats, wolk van geluk. Maak plaats voor míjn luchtkasteel.
Diep van binnen wens ik dit zo vurig dat de wolk plots condenseert.
Wij leefden niet in die wolk, die wolk leefde hooguit in mij.
Daar sta ik aan een heldere hemel met een zonnetje in mijn snoet, druk bezig met het bouwen van de prachtigste luchtkastelen.
Ik leef omdat ik werk, naar míjn utopie.