Diep verborgen onder een laag van weemoedigheid ligt
de reden voor een aangenaam zijn.
Verscholen achter muren van onbespreekbare redenaties
verblijven verstandelijke opties,
ook de mijne zijn mijn.
Geen energiek graven, geen wellustige sloop van opgeworpen bergen en
verdomd geen inzicht in de zin.
De schakel tussen zo en anders verstopt in de kosmos die
zich ophoopt,
als een kluitje in mijn brein.
Ontrafelde kluwen,
nochtans als strak opgerolde bezwaren,
zijn als onverteerbare ballen van tegenwerk.
De oplossingen onzichtbaar in mijn binnenste en
de eens stoere geestdrift niet meer zo sterk.
Zou ik mij zijn, dan zo voor anderen.
Mij is niemand, en niemand is mij.
Verdreven naar hier,
vergeten door daar, onbekend met het reizen.
Verwoorden stagneert bij verbandloze stenen die
onoverzichtelijke muren doen herrijzen...
Iedere storm, iedere regenbui.