met sprekende gelijkenis valt niets te herkennen
geen vruchten aan bodemloze bomen, geen
ruchtbaarheid in dovemansoren, waar moeten
we beginnen, te denken aan het pad door
het park, de vijver met marmervissen, groen
dat naar koper kleurt in een naderende zon
een herinnering waaruit iets bestaat, onvoltooid
dolen door een zweem van tweehuizige adem
toch galmt een hervindbaar verloren in de stem
die bezwijkt onder onuitspreekbare woorden
ha ha, zo lijkt het te klinken, als vogels gelijkend
op niemand en kijk, in het gras bloeit een bloem