Je loopt rond
als verdeeld
als kleine witglanzende
rustgasten,
in een vervallen,
niet toegesproken huis
van hout dat te moe is om te spreken
door het zware lichaam van vreemdelingen
als die zich strak om hun glimlach sluiten.
Het huis wil in hun komen!
Leunen tegen hun voorhoofd,
horen, toebehoren.