Schaduwspel
Toen jij me vond (of vond ik jou?), wist ik:
ik ben verloren.
Geen vaste grond onder mijn voeten
en ik zou vroeg, of laat, gaan boeten
omdat niemand het mocht horen.
Dus zwijg ik door te praten
en te doen alsof je niet bestaat.
Ik ben heimelijk in alle staten
en niemand ziet hoe ik niet leef.
Maar ik weet me met mezelf geen raad.
Ik hou je in gedachten levend.
Maar eigenlijk ben je een schim:
hersenspinsel of herinnering.
Ik wil niet dat je ophoudt te bestaan.
Ik tel seconden en blijf kijken op de klok,
tel je steeds
iets verder weg bij mij vandaan.
Ik hou je in gedachten levend,
omdat ik niet
van binnen dood wil gaan.