Soms wil ik een letter op papier zetten,
zonder enige bij of (ver!!) gedachte,
iets toevertrouwen aan het blanke vel,
keiharde commentaar over iets of misschien het zachte.
De bloemen, de bijtjes, de verschillende,
soorten dieren, welgevallig beschrijven,
om dan uit te komen, bij die
wellustige vrouwelijke lijven.
Natuurlijk beletter ik de robuste man,
hij, die voor geen gevaar is beducht,
ik zal hem juist portretteren, die avonturier, doch
ook de burgelijke versie, hij die soms vlucht.
Dan richt ik mijn visie naar boven,
de sterrenhemel, de planeten, het Universum,
doch voordat ik dat geheel beschrijven kan,
lig ik al lang en breed in het mortuarium.
Wij, zijn het er toch over eens, hoe kan je
iets bepoeziƫren, wat eigenlijk niemand begrijpt,
ergens lyrisch over zijn, wanneer je er
aandenkt, je geheit de billen samenknijpt.
Het is niet te bevatten, te begrijpen,
wie, wat er ook erover zegt,
het heelal, is en blijft een onbekend terrein,
eigenlijk een plek, niet voor mensen weggelegd.
Dan, ja de statieken, die beweren dat velen
geloven, dat een macht dit zou hebben geschapen,
dit kan toch niet waar zijn, alleen al wat je ziet,
ligt een ieder zich aan te vergapen.
Nog zoveel wat we niet weten, geheimen
der natuur, die zich nog moeten openbaren,
dit wetende, ja dan zijn er mysteries, wat
onze wetenschappers niet kunnen verklaren.
Mensen, kijk toch om je heen, vooral 's- naachts,
schouw eens bij heldere hemel naar al die pracht,
als dit door een macht is geschapen, denkt het dan niet,
dit is niet wat ik van het mensdom had verwacht.