De wassende maan hoog boven
heeft haar nieuwe kleed aangedaan
Door de ramen valt het licht
oude, droge beenderen bewegen, kraken
het merg van volheid verdwijnt
Vleermuizen jagen insecten na
de tanden vlijmscherp geslepen
de meest vogels zijn aan het slapen
ver van het gerucht dat bomen
met hun bladeren praten
voor wie horen wil
Herinnering verdwijnt
in losse fragmenten
de tijd tikt sluipend weg
dit lichaam weet nog het pad
naar huis, zal niet verdwalen