vanochtend
trachtte het verleden
mijn grijns te ontleden
in een ware schermutseling
met de ik van de mijne
het was hebberig, hebberig
zoals de wind mij schoffeerde
alsof ik buitenspel stond, aan de
rand van een belijning die je straft
voor de bezinning die in ernst
genomen de beslissing
blesseert in het vertragen van de tijd
maar goed, het verleden kalkte
mijn geduld op het wit geslagen veld
en prees mijn opponent als
een verslagen hond
doch, mijn keus was simpel, het
was gericht op de stem van mijn
adem die alle hoongelach verbond
met een liefdevolle blik naar binnen