zo ineens verloor
de vroege avond
mijn lach van vandaag
juist nu, nu de klokken zwijgen
en de vorst zich richt naar
late bloem en kale struik, ja
nu draag ik twee handen in onbalans
ik zie om naar een reden, een reden
van lust wellicht, neen het zaagsel
van alle bestemmingen die ik
bezocht slaan plank nog spijker
ze legt haar hand op mijn buik,
intens vol met liefde en ik
repeteer haar woorden tussen
tomeloze gedachten
‘ k ben als een verwonde vlinder
die mank vliegend vlucht
voor de tijgerwesp wiens
gezoem door de krijgers
van mijn vleugels galmt