Een zacht roze vrouwtjesdraak,
Met last van opvliegend hormoon,
Zat te wachten op een held, al wonderschoon
Om haar te schieten, en wel raak-
Dat was de wens van de roze vrouwtjesdraak.
Ze zat op haar ei en op een grote schat van goud,
En om haar heen waren alle drakenvriendinnen getrouw.
Ze bleef netjes, dus kwam er geen een in opspraak.
Een roze vrouwtjesdraak,
Voelde zich aangetrokken tot een held met een zwaard,
En toonde hem: eigenlijk ben ik een prinsesje, weg met die hellebaard,
En de woedde van de held liep spaak,
Toen hij de goudschat voor de koning op kwam eisen,
Maar een schattige meisjesdraak vond, die ook mensenvorm aan nam.
En omdat er toen verkering van kwam.
'Laat die verwaande prinses maar, en die koning met zijn tich paleizen.'
En de held plezierde de hormoontjes draak
Hij hield van haar, en deed haar hormonen goed, veel en vaak.
Waardoor er vier schattige drakenbaby'tjes kwamen,
En hij was een gelukkig en rijk man, en de verontwaardigde koning, kon dat beamen.
-einde.