steeds leg ik kleine woordjes neer
die als kiezels en brood mij het pad doen
terugzien vanwaar ik kwam, er waren
geen woorden, mijn God
hoe leefde ik in mijn huid
zonder kleur en betekenis
namen zijn niet om te noemen, maar
' k draag ze in de vlamboog van
mijn ogen, het verblindt het heilig
bestaan om de heuse waarheid
te ontkrachten en te verslaan
laat me leven in de zucht vanwaar
ik mijn sprookjes vind, ze kan ontrafelen
en ze beleven in de liefde die ik voel
voor mij als kind
maar telkens tikken weer die volwassenen
aan mijn raam en roemen mij als mens
en dat ik sta voor wat ik zeg, doch dit
is slechts mijn beleg dat met iedere hap
weer een stukje van mijn leven neemt
vaak ben ik haastig en niet plezant
vooral voor mijn naasten, och deze
wereld is mij te groot te rumoerig
en zoek de stilte die slechts in dood
mijn poëzie beklijft met ranke
fragmenten die ik als mens
dan toch wel met dankbaarheid
kan en mag beleven