Het zijn herinneringen
van een kind.
Af en toe ademen ze.
In foto’s: je trotse houding,
de wat strenge ogen,
en zachte glimlach.
In geuren: soep op het fornuis,
met je stem uit de keuken,
die vervaagde voor het mocht.
Één twee drie, één twee drie.
Dit gedicht telt als een wals,
ik zie je nog zweven.
Ik had je willen vragen,
met me te dansen.
Ik heb het nooit geleerd.
Als jij de stappen telt,
zou ik luisteren,
en nooit meer vergeten.
Ik zou je nog graag
een brief schrijven
met al mijn levensvragen.
Jij zou wat verzinnen,
dat ik wat moest lezen.
Dat jij het niet meer kon.
Ik prijkte in je kast,
de vraag voor een voordracht
stokte in je keel.
Dit gedicht telt als een wals,
jij zweeft.
Het zijn herinneringen
van een kind.