de bekoring beklijft al die
zonen en dochters wiens
moeder ik bezocht op
de heuvelrug waar pijn
en genot samen gingen
in bedrog gedoopt
in een bevlogen feit
een feit dat verontschuldigd
voelde in eigen aanhoring
van spijt terwijl het laken de lusten
nog moest verteren van liefde
die niet wist van houden van
het waren slechts momenten
van openbaring in een geste
die niet eenduidig het doel
kon plaatsen vanwaar wedijver
niet ter sprake was of zelfs
aanhorelijk en onlevendig
in mij de reden verslond
met de gulzigheid
van een aromatisch gevoed verlangen