’s winters hoor je
maar af en toe zingen
in toppen van bomen
schuifelt een wind-
vogel met sneeuwwitte veren
op takken
heen en weer
zoals een ieder van ons
wil hij slapen gaan
maar hij vindt geen rust
- hij speelt met gedachten
die zich traag ontvouwen
onder zijn klapwiekende vleugels
zolang hij wakker blijft
édoch, zijn gezang
is veel te ijl
om lang te duren
en eindigt snel
in de kroon van een eik
waar hij zich een nest bouwt
- hij deed wat kon
en ook al ken ik de naam
van deze vogel niet
stel ik mij voor
hoe hij een zwarte snavel
tussen zijn veren stopt
terwijl grijze wolken
uit het noorden komen
stil verdichten zij zich
en vallen langzaam
als sterren of veertjes
van een onbekende vogel
- die nu slaapt en stil is -
op de wereld onder hen
die in de regen versluiert
sunset 26-01-2019