de boom staat op een plaats
waar ik voorheen nooit ben verbleven
de lucht om hem heen is nog steeds lucht,
al duizenden malen ingeademd
is het omdat ik er nog niet was en is de tijd
meegegroeid in zijn vest van hout
zal de boom mij herkennen, ook al is hij
bladerloos en de enige in het bos
gelijk de majesteit zonder hof
is het maaiveld onveranderd vezelrijk
neig niet teveel naar aarde, vraag niet
om een binnenhemel ook al ben ik vertrokken
grammaticaal is het wat het is
en alles staat alleen