Langzaam komt de nacht
Stroperig en zacht
Plakt hij op de muren
De klok tikt een tikje luider
Op de echo bonst mijn hart
Wie loert daar in het zwart
Kakelt de wind door de regenpijp
Of is het een vreemdeling
Gevangen in een siddering
Schuil ik diep in mijn deken
In mijn fort van dons en stof
Gluiperig sluipt het dichterbij
Kraakt de vloer van razernij
Misschien zie ik spoken
Zijn het takken tegen het raam
Wie fluistert zacht mijn naam
Is het een moordenaar
Of knisperende bladeren
De twijfel houdt mij in zijn macht
Het zijn de raadsels in de nacht