Maar zo is het gedicht: langzaam vervaaardigd,
woord voor woord, zelfs vers voor vers,
tot aan het eind.
Ik weet alleen niet hoe het te voltooien:
of, zelfs, of het wel voltooid wil worden.
Dan vraag ik je hulp:
ik trek je lichaam tot
midden in het gedicht, ik leg het op het bed
van het couplet, ontdoe het van volzinnen
en van adjectieven totdat ik je zie,
jij,
het naakste aller voornaamwoorden. Zo blijven
we liggen. Achter ons, woorden en verzen,
al wat
niet gezegd hoeft:
jij en ik, de liefde roepend
opdat het gedicht voltooid zij.