Jij bent gewelddadig
overweldigend.
Ik loop over van jou,
overeet me aan jou
en heb nog steeds
niet genoeg.
Ik wil je kussen
tot je waterrimpels
krijgt op je vingers,
en ik mijn mond
niet meer tot woorden
kan vouwen.
Ik zal je strelen tot
het me pijn doet
zacht voor je te zijn
en mijn vingers
tussen je lippen wring
ter verkoeling.
Ik wil me aan je branden,
littekens van je maken
totdat jouw liefde
gebrandmerkt
staat in mijn lijf,
en leden.
Maar je bent donzig lief,
alles behalve hard.
Je omringt me, verwart
me en verwarmt me.
Je leert me, bestudeert me,
vormt je naar mijn lijf.
Als een levenslange
favoriete fauteuil.