De nacht is donker
Opeens, zomaar alsof een koude windvlaag,
me wakker schudt uit mijn droom.
Voel ik een pijnlijke stilte
die me in zijn armen sluit.
Het houdt me weg uit mijn slaap.
Tranen komen in mijn ogen
waar is mijn geluk gebleven?
Grote onzekerheid en pijn
komen op mijn schouders van alle leed
Van wat ooit is geweest
van wat komen gaat.
In deze koude stilte
zoek ik blindelings om me heen.
Ik wil roepen en huilen
maar de stilte houd me tegen.
Tot dan plotseling de nacht verdwijnt
de dageraad breekt aan
maar toch blijft die stilte
en eenzaamheid.