De dood is wat mij rest, verwelken als een geplukte bloem.
Mijn armen zwaaiend als de wieken van een molen brandend in een nachtelijke vuurzee.
Blus mij niet, laat het geraamte verblaken en doven door de tijd.
Fluister mij stil, speel met jouw tengere vinger door mijn grijs wordende haar.
Mijn zee mijn dal van tranen.
Schenk een kopje koffie en spreek lieve woordjes, ik kijk in jouw ogen, de redding is nabij.