Het geluk bracht mij naar
de zee. Het bracht met het
zout van de golven ook het
zoet met zich mee. ik hoorde
reeds van verre het minnelijke
gezang van die vrouw vis uit
de zee. Zij dreef op onstuimige
golven en nam mij op haar staart mee.
Het geluk bracht mij naar de zee.
Het bracht met de wassende golven
ook de rusteloze diepten met zich
mee. Ik beminde haar onder het licht
van ontelbare sterren en beleefde een
nieuw spel met die meermin uit de zee.
Zij nam met liefde op de golven mijn
onschuld met haar mee.
Het geluk bracht mij naar de zee.
Het bracht met het getijdenspel
van de golven ook het tijdelijke van
het leven met zich mee. Ik zag haar
terugkeren naar het verre; het zilveren
sterrenkleed nam zij met zich mee.
Zij omarmde met de kracht van de
golven en gaf, maar nam ook iets van mij
mee.
Jij, zilveren vrouw vis met jouw gouden
haren. Jij kwam en ging met de getijden
van de zee. Jij gaf mij onstuimig jouw
liefde en liet mij rusteloos achter tussen
het schuim van de zee.