De stad ontwaakt uit de strenge nacht.
Sluiers van nevel omhullen haar gebouwen.
Uit haar centrum kruipen onverwacht
de ingezeten mannen en vrouwen.
De ochtend zet haar wereld in een roze gloed;
het gebroken ochtendlicht, dat aan
een parelketting denken doet.
De stad is ook vandaag weer een bron
van eeuwig leven. Jaren, maanden
rijgen zich aaneen; zijn met de dag
van haar geschiedenis verweven.
In haar centrum klopt het hart;
bij iedere hartslag worden haar
burgers opnieuw voortgedreven.
De ochtend geeft aan haar wereld nieuw bloed.
Geeft aan iedere geboorte het burgerschap voorgoed.
De stad is geboren in het ochtendlicht
met zicht op een eeuwig leven.
Haar geschiedenis bepaalde wat zij nu is;
heeft aan haar ziel een eigen identiteit gegeven.
Ik ben haar burger en word benijd,
enkel om het feit, dat ik deel uitmaak van haar leven.