De kleine aarde,
ik en de rest.
Het mannetje leeft,
doet voor zijn leven zijn best.
Het vrouwtje zorgt dat het
hem naar den vleze gaat.
Zodat hij dagelijks goed zijn
mannetje staat. Het bestaan
draagt over een eenrichting spoor.
De kleine aarde,
ik en te vol.
Het mannetje spint,
draait om zijn as als een tol.
Het vrouwtje zoekt met hem naar
de zin van het bestaan.
Maar nergens is nog een plek om
voor jezelf te gaan.
Het bestaan voert soms over een
doodlopend spoor.
ik en te vol,
de kleine aarde draait door.
De kleine aarde,
ik en het welbehagen.
Het mannetje viert kerst.
Mag om de vrede vragen.
Het vrouwtje sleept hem door
de eenzaamheid heen.
Want vrede op aarde,
maar vrienden heeft men geen
Ik en het welbehagen;
de kleine aarde blijft
zijn bewoners dragen.
De kleine aarde,
ik en de rest.
Het mannetje leeft.
Heeft zijn plaats van gewest
tot gewest.
Het vrouwtje zorgt zoals zij
al eeuwen doet.
Zij leert het mannetje hoe hij
leven moet.
Het bestaan smaakt naar meer
en vraagt maar door
ik en de rest
De kleine aarde heeft er niet
meer de middelen voor