Hij kijkt van uit zijn grote kooi.
Zijn grijze haren spelen
een troosteloos liedje
in de rumoerige wind.
Elke rimpel is getekend
door het noodlot van zijn leven.
En kent zijn verhaal
uit het hoofd.
Er is niemand
die naar hem luistert.
Want ze zijn hem reeds voor gegaan
naar de andere wereld.
Eenzaam vermengd hij zich
met de kille vloer
om zich voor te bereiden
voor de reis naar het onbekende
Op zijn mond verschijnt
voor de laatste keer
die getekende lach.
En een laatste traan
ontspringt in zijn oog
om te sterven op zijn wang.
De naald gaat gevoelloos
in zijn bijna onzichtbare ader
en de lucht vermengt zich met het bloed.
Zijn hersenen geven het commando,
aan het hart, dat als een slaaf gehoorzaamt.