De wind wandelt door je haren
als door een herfstbos vol bladeren
de blik in je ogen
zingt een stroperig honinglied
en streelt de klanken van stille wateren met diepe gronden van onvervuld verlangen naar ongeleefde levens waarin dromen zwemmen in stromend water dat dorst naar liefde lest
De twinkels in je stralende ogen
schitteren zoals sterren in de nacht
je pupillen zijn als parels in de lotus
je lach schijnt als een stralende zon
in een hemels blauwe lucht
waarin vogels vliegen
en wolken verdwijnen