De zinnen zijn stil en het geroep
vanwaar eens een muur stond
lost op aan de rand van het zicht
wolken zijn slechts figuranten boven dit massief
de man kijkt over de resten
ingeklemd tussen brokken vergrijsd beton
waar hij als schaduw over drijft
deze muur
waar mensen wandelden, vogels vlogen
hij heeft er altijd over gedroomd
omdat hij soms in het westen
en soms ook in het oosten wilde zijn
maar bovenal voelt hij de stilte
de wind waait als de wereld draait
en de man onveranderd zijn schouders ophaalt
er huizen woorden in de gebroken stenen,
maar ieder mens, ieder dier,
kent hiervan, zonder zoeken, de betekenis
de man voelt zijn vrijheid
volgt zijn schaduw, ademt, leeft
omdat hij nu kan zijn waar hij wil zijn