De stormen, woedend in mijn hoofd
Eeuwig, tergend, slopend draaiend
Stof en opgeborgen vuil opwaaiend
Die mijn slaap en kracht afbreken
Persen de lucht bij elke windvlaag
Benauwend uit mijn longen weg
met grip op lust en leven ontroofd
En constant twijfel en onrust zaaiend
Blazen de winden, constant graaiend
Naar kleine barsten, bouwgebreken
Van de zware sarcofaag
Waarin ik al mijn angsten leg
Misschien moet ik opgaan in de storm
De stroming en de puinhoop accepteren
Maar waarschijnlijk is mijn angst het grootst
Om in de werveling mee te gaan zonder vorm
Om in de deining mee te veren
Om me te tonen op mijn blootst