Het was een gewone spelnamiddag in het rusthuis.
Ze speelden het heel simpele spelletje bingo.
Iedereen bad echter en sloeg continu een kruis.
De hoofdprijs was namelijk een flamingo.
De nummers afroepen ging voor iedereen te traag.
Ze wilden allemaal winnen,
maar vooral Charel wou de flamingo heel graag.
Voor hem kon de pret dan pas beginnen.
Hij wou de flamingo wat blauwe druiven voeren.
Om eens te kijken of het beest anders zou kleuren.
Hij wou met het blauwe dier dan gaan toeren.
Zodat mensen voor geld de flamingo konden keuren.
Charel kon niet altijd goed volgen tijdens het spel.
Hij was namelijk zenuwachtig voor wat komen zou.
Het was een geniaal plan, dat wist hij wel,
maar wat als die flamingo anders zou kleuren dan blauw.
Hij was zo ontzettend aan het zweten,
daardoor miste hij het nummertje 10.
Hij kon niet zeggen hoe ze heette,
maar zijn buurvrouw had dat gezien.
Eigenlijk was haar hulp een wonder.
Iedereen dong namelijk zo naar de hoofdprijs.
Dat maakte haar meteen zo bijzonder.
Bovendien was Charel eigenlijk nogal eigenwijs.
Hij zou nooit een ander willen helpen met iets.
Zeker geen vrouw waarvan hij de naam niet wist
Dus hij was stomverbaasd en zei helemaal niets.
Ze vroeg: ‘Ga je nog danku zeggen of ga je chagrijnig in de kist?’
Hij mompelde iets, maar het was geen uiting van dankbaarheid.
Ze zei: ‘Ik durf nooit goed roepen als ik een volle kaart bereik,
dat ik toch mee doe is puur voor de bezigheid.
Het is daarom dat ik wat met jou meekijk.’
Charel herpakte zich toen gauw.
‘Ik kan mijn eigen flamingo winnen’,
zei hij met een gemene snauw,
‘Met mee loeren moet je dus niet beginnen!’
‘Ga jij gerust verder met sukkelen en grommen,
Dan volg ik de afgeroepen nummertjes wat.’
Hij riep heel luid ‘godverdomme!’.
Toen ze zei: ’14 is net geweest, wist je dat?’
‘Waarom wil jij per se een flamingo?
Ik kan er effectief iets mee bereiken.
Jij doet enkel voor de lol mee met bingo,
zodat je tijd wat zou verstrijken.’
‘Je kent me misschien helemaal niet,
Ik heb je echter al een tijdje in het oog.
Je vloekt en provoceert alsof niemand het hoort of ziet.
Maar luister nu naar mijn volgende betoog:
Je kan niets meer bereiken in het leven,
Dan zorg te dragen voor een ander persoon.
Ook al hebben wij nog maar even,
Ik vind die houding heel gewoon.
Je kan chagrijnig zijn en snauwen op ieder mens.
Ik snap dat het leven nog weinig voor je lijkt te bieden.
Toch heb ik voor jou nog een enkele wens:
Ik weet niet wat er in je leven al geschiedde,
Het is misschien ellende of verdriet.
Je lijkt me alleszins ontzettend moe.
Veranderen hoef je van mij niet.
Ik wens je gewoon wat meer vreugde voor jezelf toe
Laat me dus helpen met het winnen van die flamingo.
Ik volg de nummertjes voor jou.
En als we een volle kaart hebben met deze bingo.
Probeer dan luid te roepen zonder een snauw.’
De namiddag ging nog steeds traag voorbij.
Evengoed in stilte zaten ze naast elkaar.
Stiekem was hij wel blij
en apprecieerde hij haar woorden en gebaar.
Geen van beiden won spijtig genoeg de hoofdprijs.
Charel was vastberaden het beest dan gewoon te stelen.
Hij was tenslotte eigenwijs.
De andere ouderen waren niet zo rap maar wel met velen.
Hij vroeg haar voor de diefstal om wat afleiding.
Dus toen fakete ze een hartaanval.
Hij ging ervandoor, maar had met een rolstoel een aanrijding.
De botsing gaf een ongelooflijke knal.
De vrouw begon haar aanval te laten verzwakken.
De zorg was over dit herstel stomverbaasd.
Charel kreeg in de chaos het beest te pakken.
Hij had zich ontzettend gehaast.
Hij zweette nog erger dan daarvoor,
maar was zo fier als een pauw.
‘Nu kan ik er met de flamingo vandoor.’
‘Ik weet iets beters,’ zei de oude vrouw.
‘Laat het beestje toch gewoon vrij.
Dan kan het nog vliegen zijn verdere leven.
Dat maakt ons pas blij.
Want dan kunnen we een anders iets geven.’
Charel keek de vrouw ongemakkelijk aan.
Het was lang geleden en hij was wat onbekwaam,
Maar stamelend wou hij er toch voor gaan:
‘Wat is eigenlijk je naam?’
‘Ik ben Lieva zei ze toen, wie ben jij?’
Charel gaf toen ook zijn naam prijs.
‘Vanaf nu ben je niet meer alleen, maar is het ‘wij’.’
Die uitspraak bracht hem van de wijs.
Vanaf toen stal hij toch niet meer zo veel.
En hij leerde Lieva om wat luider te spreken,
ook al kreeg ze het daarvan in haar keel.
Ze hebben sindsdien niet meer van elkaars zijde geweken.
Zo zie je maar wat een spelletje bingo
in een mensenleven allemaal veranderen kan.
Het had ook wel wat te maken met die flamingo,
maar vooral met de liefde die voortvloeide ervan.