Aan mij…
Achter oneindige wolken,
door geen illusie verborgen,
een ijdel en wellustige aanwezigheid.
De zomers waren hopeloos
als een stel verliefden uit de zee der stilte.
Als ik herinner wat ik me herinner,
jouw schoonheid uit het oog verloren
en tot inkeer gekomen
wist ik niet wie ik was of wilde zijn.
Het was tenslotte oorlog.
In mijn gedachten dook ik,
in mijn stemming moest ik zwichten.
Zoals wie zichzelf bedot in de drang naar vrede,
zichzelf het zwijgen oplegt aan de goden.
Dat lot kwelde mij tot de fakkel was doorgegeven.
Elke grimas ging daarbij altijd gemaskerd.
Zo drapeerde ik de ziel rond mijn aanwezigheid
met schijnbeloften en woorden vol prematuriteit.
Zocht met veel bravoure de onzichtbare toegang
tot het koninkrijk der ondoden.
Van de eerste zonnestralen tot middernacht
droomde ik dat er niets menselijks was.
Maar wanneer de herinnering de werkelijkheid herkende
bleken de soldaten geen moordenaars meer te zijn,
schreef je talrijke liefdesbrieven…
esteban 8 oktober 2020