Stanislaus Jaworski: | Dinsdag, oktober 27, 2020 20:10 |
Een koppelwerkwoord is een werkwoord dat voorkomt in zinnen met een naamwoordelijk gezegde. In bijvoorbeeld 'Ik ben blij' gaat het om iets wat de 'ik' is (namelijk: blij). In deze zin is ben het koppelwerkwoord; blij is het naamwoordelijk deel van het gezegde. Koppelwerkwoorden 'koppelen' het onderwerp aan een toestand, functie, hoedanigheid of eigenschap. Het gaat er bij koppelwerkwoorden dus altijd om dat het onderwerp iets ís. De bekendste koppelwerkwoorden zijn zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen In de betekenissen 'bestaan' en 'zich bevinden' is zijn geen koppelwerkwoord, maar een zelfstandig werkwoord: 'Er zijn mensen die dit moeilijk vinden', 'Ik ben op kantoor.' Ook blijven kan als zelfstandig werkwoord gebruikt worden: 'Hij bleef liever in Frankrijk.' Behalve de negen hierboven genoemde (traditionele) koppelwerkwoorden zijn er nog meer werkwoorden die als koppelwerkwoord gebruikt kunnen worden; in dat geval wordt zo'n werkwoord ook wel 'vervangend koppelwerkwoord' genoemd. De Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS, 1997) noemt als voorbeelden hiervan gaan, komen, lopen, raken, staan, vallen en zitten: die kunnen in een specifieke betekenis als koppelwerkwoord beschouwd worden. |
|
Dirk Hermans: | Dinsdag, oktober 27, 2020 13:21 |
mooi verwoord | |
teun hoek: | Dinsdag, oktober 27, 2020 12:11 |
bungelend in het afstandsgebied. th |
|
M-Rose: | Dinsdag, oktober 27, 2020 09:28 |
dunken = een koppelwerkwoord |
|
Auteur: Stanislaus Jaworski | ||
Gecontroleerd door: christina | ||
Gepubliceerd op: 27 oktober 2020 | ||
Thema's: |