Het lopende uur.
Waar is die tijd gebleven,
passé, alweer zo heel vele jaren,
dat de zon s’ morgens in het voorjaar
al behaaglijk over mijn gezicht streek.
En ik dan over mijn kussen heen,
tussen al die verwarde haren
pas jou gezicht zag,
die dan lachend naar mij keek.
De merel die ons bij het ontwaken
toezong uit de boom bij het raam.
De zon die wat door de mist getemperd
al naar het hoogste punt was gegaan.
Goeden morgen kussen,
het lopende uur nog wat knuffelen saam.
Lekker zachtjes samen kletsen,
nog te vroeg om op te staan.