De wind
Op zo’n heerlijke zonnige lentedag
is ze voor mij als een lieve vrouw,
als ze met haar zachte hand mij streelt
en teder langs mijn wangen gaat.
Haar fluisteringen geheel voor mij
als ze mij opgewonden iets vertelt,
hoor ik wanneer de wind hard blaast
in de boom die vlakbij mijn venster staat.
Ze is mijn vriendin die mij begeleidt
bij wandelingen door het bos,
tussen de blaren komt het bij vlagen,
hoor ik de woorden van haar verhaal.
En af en toe bij een stevige bries
hoor ik haar soms uitbundig lachen,
dit zijn voor haar gelukkige dagen
als ik met haar door het park dwaal.
Maar In het najaar als de winter weer komt,
dan ken ik haar slechts als een furie
die tot het uiterst getergd en vol haat
gierend haar woede uitschreeuwt,
Bomen omduwt, tegen losse takken schopt
aan ramen rukt en tegen ruiten slaat,
als de vlokken horizontaal gaan
in een storm als het buiten sneeuwt.
Dan leunt ze boven tegen mijn schoorsteen.
waardoor ik dan bemoedigend met haar praat,
dan hoor ik haar vaak lang en klagelijk huilen,
door die nare winter die ze zo grondig haat.