Een stad ontwaakt.
Rijen gevels die zich in de verte verliezen
in de ochtendnevel die daar nog hangt,
snelle stappen passeren aan de overkant,
een jonge vrouw die uit haar werk komt
en vermoeid naar haar bed verlangt.
Donkere huizen in nog stille straten,
hier en daar gloort al licht door een gordijn,
een eenzame man die zijn hondje uitlaat,
ver gedruis van ontwakend verkeer
een vroege tram die de remise verlaat.
Een fietser passeert, een vroege werker,
een donkere schaduw van deur naar deur,
de ochtendkrant wordt rondgebracht.
Auto’s kruipen langzaam uit het duister
nu het ochtendlicht het wint van de nacht.
Alleen in nauwe stegen heerst nog de nacht
waar de schaduw door hoge muren gevangen
de mensen wat langer van de zon berooft.
De nog schemerige lucht hoog boven,
die zich al klaart en een zonnige dag belooft.
===