Mijn vurige ogen,
kijken Naar je zwoelige mond.
Prikkelend voelen mijn lippen warm.
Trillend draai ik mijn hoofdje
Bij je rond,
En kijk ik je oneindig
diep naar binnen.
Want onze ogen
zijn de vensters
van onze ziel.
De spiegel van onze verwanten,
De tranen Die we vertonen,
Van onze slechte
En goede kanten.
Onze harten
Starten voor het eerst
Samen te kloppen,
Bij een eerste ontmoeting,
En Bij het einde
Samen te Stoppen.
op aarde bloeden
Ondergaande tranen,
En gloeden
Van elkaars gedaante.
Het snappen
Naar adem.
Gelijk een bloem
Waaiend in de tuin.
Gelijk katoen
Dragend op je huid.
Als de geur
Van je lief,
Die je altijd ruikt.
Het heerlijke
Gevoel
dat altijd terecht komt
in je buik.