Als lente geleidelijk licht
over winterstilte, 't land valt
roeren spiralen 't diepe slapen
wekt sluimer, dromerig gonst gras
schijnen plots geruisloos knoppen
als cocons bekronen ze stille twijg
zon legt met verve vuur op water
merels trillen toonladders jubelen later
danst bloemrijk, vleien madelieven
sieraden in wei speels hun gele hart
prille schreden der schone lentenimfen
ontwaken, veren op uit winters zwijgen