De toon van je stem was voor mij eerst zo ongewoon
De snelheid van je voetstappen kon ik maar niet snappen
Je kroon in je grote mond werd zwijgend mijn kloon
De magie van je grappen liet mij naar adem happen
Je handgebaren lieten je ware ik langzaam bedaren
Je oogleden ontwaarden gewiste sporen van je verleden
Je door mijn tranen doorweekte haren bleven me nastaren
Je kwetsbaarste smeekbeden werden door je schaduw overreden
Je mimiek heeft mij aangegrepen maar nooit echt begrepen
Je hartslag, ritme van je geest, raak ik door van slag
Laat me teveel met je bewegingen meeslepen. Ben er daarom voorgoed tussenuit geknepen
Elke dag kriebel je nog eng in mijn hoofd, verouderd en vaag als spinrag