Boven op de kerktoren
kijk ik op de huizen neer.
en draai op mijn hoge plekje
in de rondte telkens weer.
Veel mensen zie ik lopen
in de straten her en der.
En ik zie ook andere torens
aan de horizon heel ver.
IK waai met alle winden
maar ach, tot mijn groot verdriet,
ook al ben ik dan een vogel,
vliegen kan ik helaas niet.
Met mijn fraaie gouden veren
doe ik mijn plicht zoals het hoort.
En vertel dan vanwaar de wind waait
Van Oost of West, van Zuid of Noord.