grote bladeren
scheren scherp
de zomerlucht
stapelen wind
die aan de grond
in luwte verdwijnt
en met een laatste
dwarrel nog heel
even verschijnt
in de vergeten
hoek liggen de
dagen met een
eigen geur door
niets te vragen
bekennen zij kleur
in hun plakkende
kreukels door
haastige scheuren
de vuilnisman
kent zijn klanten
weet van wanten
op zijn wekelijkse
toer want voor hem
zijn de patronen
gewone spiegels van
de werkelijkheid waarin
hij ook zichzelf bekijkt