Er was eens een prins met een rood overhemd,
En een gilette met gouden knopen
Hij was zo vreselijk rijk
Dat hij dat kon kopen.
Hij was knap en hij had een heel mooi land
Toen kwam hij in een vreemd oud dorp
Hier ergens aan de waterkant
Hij had zwart golvend haar en donkerblauwe ogen
Hij was alleen heel eenzaam
Ondanks zijn vermogen
Hij wilde een prinses
Maar wel een die mooi was
En de rest deed er niet toe
Hij was van het zoeken
Alleen wel vreselijk moe
Hij gaf het op en vond
Ergens langs de straat
Een onverzorgde voddenbaal
Oh wat werd hij kwaad
Met een kwaad gezicht
Het verdiende eigenlijk
Geen zonnestraal aan daglicht
Zei hij tegen haar:
‘Nee mevrouw, dit pik ik niet!
Wat moet dit voorstellen?´
Toen ging de vrouw beledigt en wel
De politie bellen
´Waar bemoeit u zich mee?´
Wilde ze woest weten
Toen ze opeens zo kwaad werd
Wilde hij wel haar naam weten
Omdat de woedde haar knap maakte
En het hem heel erg raakte
Oh wat stond die kwaadheid haar goed.
Nu moest hij zich wel verontschuldigen
En wilde hij haar naam weten
Toen werd die voddenbaal opgeknapt
En gingen ze samen ijs eten
Nu zijn ze gelukkig samen
Dus wat wil dit zeggen?
Wees als vrouw nooit of te nimmer bang
Om een belediging te weerleggen!