Tussen elke ontspanning en samentrekking van het hart is
zo'n ogenblik waarin we aan de dood behoren.
Het duurt te kort om te worden waargenomen.
Ons waarnemen kennen is spastisch.
En wij maar denken dat we een rivier zijn. Een rivier
die leeft. Een rivier
die langzamer maar steeds stroomt
en ergens heen.
In gedachten verzonken,
in herhaling , ik herhaal
.
Zo in het hoofd binnen getreden,
alsmaar 'te' willen verklaren,
de rede...
die het bloedend hart, voelbaar voelt.. - en verdriet laat ontleden.
We bewegen ons hoofd leggen de hand op het hart.
Verzinken in het niets
nog steeds ervan overtuigd een rivier te zijn,
die alleen donkerder is - tijdelijk - van het Daglicht.
[.. - het komt terug, moet als samentrekking na verslapping terugkeren
Intussen
is met ons het niets achter ons het niets om ons en in ons
het veelvuldige niets.
En wat wij beweging voltrekking leven noemen
zijn pauzes in het niets, het veelvuldige niets - dat eensoortig zou zijn?