Stilte is ver weg
waar in de schemering
onder de blozende hemel
een stad met zomervuurwerk
is gevlucht in het geheugen,
waar troostende woorden
die met ons huiswaarts keerden
klem raakten onder zuchtend asfalt
van opgebroken euforie
Stilte is vlakbij
waar lichtbomen geil tegenspartelen
tot bij de kietelde sterren,
stiekem tussen vrijpostig neon,
doof en weerloos als naakt verlangen,
sporen in het uitgegeurd herbarium
van dromen die niets meer weten,
gordijnen van golvende eenzaamheid
voor het raam van een bejaard heelal
Stilte is daarboven
waar nevels gedijen, terwijl beneden
ijsbergen terluiks naar elkaar glijden
en dan samen clashend verdrinken
in donderend geraas met vloedgolf,
oplaaiend stof van oeroude eeuwen
en zeven levens lang ademend koraal,
zwijgende wereld op roerloze bodem,
de oceaan weer opgeteld bij alle regen
Stilte is hier beneden
nooit de vinger leggen op een klank
die onze kiem van toekomst was,
toen we na het vrijen nog sliepen
bij een kapotte jukebox in dat cafe
met acht gekeerde stoelen,
onwetend over het komende krieken
van een reeds verschaalde dag,
beroofd van water en belustheid.