Na gedane arbeid is het tijd,
dat ik weer te huize rijd,
alwaar nooit een minuut te laat,
de pot met piepers op tafel staat.
Het smaakt als in het restaurant,
het verraadt vrouwlief haar meesterhand.
Haar kwaliteit is evident:
in de keuken is ze in haar element.
We kennen beiden onze plek:
na het eten rook ik krek,
een sigaartje in mijn fauteuil,
van al dat eten wordt men lui.
De afwas is bij haar in goede handen,
haar werklust is bepaald geen schande.
Kreunen of steunen is er niet bij,
noeste arbeid maakt haar blij.
De moderne vrouw zal mij nooit kunnen bekeren,
ik zou de huisvrouw willen eren!