Leven met natuur.
Daar waait de wind weer hard door een boom,
Een boom is niet van steen dus die beweegt.
Diezelfde wind als door die boom,
Heeft daarvoor de grond al schoon geveegd.
De natuur is een raadsel,
Met goede en slechte kanten,
Als je het scherp bekijkt, zijn we allemaal bloedverwanten.
De ene keer mooi en zonnig,
De andere keer somber en doorweekt,
Aan de linkerkant een meer,
En daarnaast een bij die steekt.
Zo is al het leven evenwichtig maar toch mooi,
Dus moet je jezelf eens voorstellen als ze je opsluiten in een kooi.
Je voelt je dan minderwaardig,
En je hebt een slecht humeur,
Maar maak je dan een fietstocht,
Komt alles weer goed door de lekkere rozengeur.
Die kooi is hetzelfde als een hart,
Een zeer getroffen hart,
Een opgesloten hart,
Een hart,
Mijn hart.