Sneeuwgedoe
Vol ijverige vlijt
ruimde ze het eerste sneeuwtapijt
je hoorde haar schrapen tot in de kamer
af en toe geklop als van een hamer
toen luid stemmengeluid
we keken van achter de ruit
zagen ze daar bijeen staan
er kon niet meer worden gegaan
spekglad
er zat er één op zijn gat
te klagen over ’t weer
en al zijn zeer
binnen blijven zei grootvader als ’t niet moet
’t is voor niks goed
hij deed de gordijn weer dicht
maar jammerde dat z’n gazet er niet ligt