het onbegonnen werk bleef liggen
er was simpelweg geen beginnen aan
haast was geboden
haast verzoeken van goden
een botte bijl was op z'n plaats
gejuich viel de stakende handen ten deel
het gegraaf in een grijs verleden
haalde niks dan oude koeien boven
haalde uit en brak oogkassen
dat het een lieve lust was
groeiend in wanhoop sliep
het monster in haar kleine gebaren
met grommend zuchten
tot het van angst bevend wakker schrok
daar stokte de ontwikkeling
de stilstand vormde een kalmte die
haar lichaam liet stoppen
het beven het schokken het zweten
een klaagzang vloog door haar haren en vermoeid
bracht ze de nacht klaarwakker door