Daar in die stroom van druppels,
stromend door die baan,
staan we oog in oog met modder.
Die we leven geven,
Daarna verder gaan,
die druppels zien het leven,
door een hele andere lens,
diep vanuit de wolken,
Naar de diepte van de grens,
Waar de mens niet durft te reiken,
Door diepte van de druk,
waar de duisternis niet zal bezwijken,
Door het licht zo hoog terug,
De mens bestaat uit water,
De mens bestaat uit lucht,
de mens als massa modder,
in variatie aan elkaar geklonken,
onder gejuich en gezucht,
het goud,
een verborgen wonder.
in leven en in licht,
de zon gaat daar niet onder,
Waar de omhelzing van het leven niet zwicht,
De druppels geven leven
al is het maar van ver,
we zoeken en vergeven,
hebben lief en zien in de spiegel,
wie we zijn en wie we kunnen worden.