de boten zijn de vaart aan het bewonen
en komen geleidelijk weer tot elkaar
een enkele grondstof bevindt zich daar
het water zal hen vorstelijk belonen
uit de grauwe pijpen waaiert wat rook
en hoor je af en toe een zacht gefluit
de akker staat vol met dat paarse kruid
waar de vorst in de ochtendvroegte opdook
op de vaart stopten ze niet met stoken
niemand ontlaadde de verstopte buis
men zag geen enkele vorm van gevaar
er wordt weer over de boten gesproken
vooral toen ze voeren door die ene sluis
ze blijven vrienden ook het volgend jaar